Museum Cycladenkunst

In het Cycladen-museum in Athene staat een van de belangrijkste verzamelingen Cycladische kunst uit de hele wereld, ook al beschikt ook het Nationaal Archologisch Museum over zeer fraaie artefacten. De bedoelde voorwerpen werden gemaakt van de Griekse steentijd tot aan de vroege bronstijd (4000 – 1800 v. Chr.). De Cycladen-cultuur is hiermee een vóór-Griekse cultuur, gedragen door mensen over wie we geen enkele andere informatie hebben dan wat ze ons aan materiële zaken hebben nagelaten. Over taal, religie en gebruiken weten we zo goed als niets.

 

De Cycladen-kunst wordt gewoonlijk verdeeld over een drietal periodes, vroeg, midden en laat-cycladisch.
De vroegste periode (4000 – 3200) behoort feitelijk nog tot de nieuwe steentijd (het Neolithicum), toen de Cycladen ook voor het eerst permanent bewoond raakten. Rond 4000 v. Chr. werd de landbouw geïntroduceerd op de Cycladen en ontstonden er dorpen met een duidelijke arbeidsspecialisatie. De nederzettingen, die meestal aan de kust van de eilanden waren gelegen, onderhielden met behulp van kleine boten onderling contact. Op deze wijze werden grondstoffen, zoals koper, tin en obsidiaan, maar ook technologische kennis en ideeën uitgewisseld. Verschillen in welvaart, contacten, maar ook bestuurlijke vaardigheden leidden tot het ontstaan van een duidelijk dorpshoofd, met mogelijk ook religieuze functies.
Na 3200 v. Chr. werd het brons bekend op de Cycladen, waarmee de vroege bronstijd een aanvang neemt. Het is rond deze periode (vroeg-cyladisch I) dat de fabricage van kleine marmeren beeldjes een duidelijke vlucht neemt op de Cycladen-eilanden. In deze oudste periode zijn het nog voornamelijk votieffiguren die de Moeder, een duidelijke vruchtbaarheids-godin voorstellen. Deze figuren zijn sterk gestileerd, en staan wel bekend als het viooltype, met duidelijk aanwezige heupen en armen (borsten?) en een hoofd (hals?), maar zonder verder veel detaillering. Pas op het eind van deze periode worden de eerste iets realistischer beelden geproduceerd, het z.g. Louros-type
Rond 2800 v. Chr. (vroeg-cycladisch II 2800-2300 v. Chr.) bereikt de Cycladen-cultuur een hoogtepunt. Bestaande nederzettingen worden uitgebreid en nieuwe nederzettingen gesticht, er worden nieuwe begravenismethoden (voor meervoudige bijzettingen) ontwikkeld en nieuwe vaasvormen en versiering geïntroduceerd (braadpan-type, saus-schaal-type, gestreept gekleurde vazen). De eerste bronzen wapens komen voor in de graven en handelscontacten met Griekenland en Kreta nemen een hoge vlucht. Vrouwenfiguren krijgen nu duidelijk herkenbare armen (vaak over de buik gevouwen), benen en een gezicht. Tegelijkertijd komen er nu ook andere personen voor, muzikanten, wijndrinkers en krijgers.
Rond 2300 v. Chr. zien we een duidelijke verarming van de cultuur, nederzettingen worden verlaten, nieuwe (gefortificeerde) nederzettingen worden gebouwd en de nijverheid, vooral de fabricage van marmeren idolen loopt duidelijk terug. Vanaf 2000 v.Chr. kwamen de eilanden onder de invloed te staan van de minoïsche cultuur op Kreta. Rond 2000 v. Chr. stopt de vervaardiging van de Cycladen-beelden.,  Onzeker is of de komst van de Griekssprekende Mykeners naar de Cycladen-eilanden een factor zijn geweest bij deze ontwikkeling. Feit is dat pas rond 1500 v. Chr. opnieuw beelden worden gemaakt, nu door de Mykeners op het vasteland, totdat ook aan de Mykeense beschaving rond 1200 v. Chr. abrupt een eind komt.

Zie voor meer informatie de website van het museum, www.cycladic.gr/frontoffice