Asklepios is de Griekse god van de geneeskunde. In de mythologie was hij de zoon van Apollo en de Thessalische koningsdochter Koronis. Zijn moeder stierf bij de bevalling. Hij werd gezoogd door een geit. De centaur Cheiron voedde hem op en onderwees hem in de geneeskunst. Hij kon niet alleen zieken genezen maar zelfs doden weer tot leven wekken. Zeus was hier zo afgunstig op dat hij hem doodde met zijn bliksem. In de Asklepioscultus was hij een godheid die in de gedaante van een slang werd vereerd. Tegen het einde van de 6e eeuw voor Chr. werd de cultus van het Thessalische Trikka overgebracht naar Epidauros en steeg in de 4e eeuw tot ongekende hoogte. Van heinde en verre kwamen zieken om genezing bij de goddelijke genezer. Ze werden in de tempel te slapen gelegd. In de slaap verscheen de god hen om ze te genezen. Ook kon het zijn dat hij hen in een visioen verscheen om ze het juiste geneesmiddel te geven. Om de tempel heen ontstonden gebouwen voor de pelgrims. Veel wijgeschenken getuigden van dankbare gelovigen. Vanuit Epidauros verspreidden de cultus zich over de Oude Wereld. In het heiligdom van het eiland Kos werd de geneeskunst naar de school van Hippocrates wetenschappelijk beoefend. Later is Asklepios naar Rome gebracht waar hij als Aesculapius werd vereerd. Staf en slang (esculaap) zijn sinds de oudheid internationaal de symbolen voor de medische beroepen.
Met het noemen van het cultusbeeld maakt Pausanias een begin met zijn beschrijving van het grote heiligdom voor Asklepios. Het hele terrein is een “heilig woud”, dus een speciaal aan Asklepios gewijd terrein, dat oorspronkelijk talloze bomen heeft gekend. Op het terrein zijn (resten van) meerdere gebouwen te bezichtigen:
A – B – C tempelcomplex van Asklepios G katagogeion (hotel)
D tempel van Artemis H theater
E gymnasium-odeion
F stadion