Methoni

Methoni drone
Methoni bourdzi

Het stadje Methoni aan de zuid-westkust van Messenië kent vrijwel geen antieke resten meer, al zijn er soms nog enkele resten van de stadsmuur te zien, evenals enkele zuilfragmenten. Het werd in de vierde eeuw v. Chr. van muren voorzien en bleef tot in de Romeinse periode onafhankelijk. In de zesde eeuw gebruikte de Byzantijnse generaal Belisarius de stad als uitvalsbasis tegen de Vandalen in Noord-Afrika, en nog diep in de Byzantijnse periode gold de stad als belangrijke haven.

 

In de middeleeuwen (vanaf 1206) heeft Methoni onder de naam Modon een belangrijke functie gehad als steunpunt voor het zee-imperium van de stad Venetië en als doorgangshaven voor de pelgrimsroutes naar het heilige land. Om die reden beschikte Methoni over een van de sterkste vestingen van middeleeuws Griekenland, en een florerende zijde-industrie. In 1500 viel Modon in handen van de Turken onder Sultan Bayezid II, toen de bevolking net iets te vroeg de deuren openzette voor een ontzettingsleger uit Corfu. De stad werd platgebrand, alle mannen onthoofd en de vrouwen en kinderen als slaven afgevoerd. Later liet hij uit alle stadjes van de Peloponnesus Griekse families halen om de stad te herbevolken. Van 1686-1715 was Methoni tijdelijk weer in Venetiaanse handen, maar verder bleef het tot 1828 Turks bezit.

De stad is vooral de moeite van het bezichtigen waard vanwege de soms spectaculaire Venetiaanse versterkingen en de Turkse achthoekige Bourdzi, op het eilandje waar in 1500 de laatste Venetiaanse verdedigers werden afgeslacht. Van de (naar verluidt) 15 Venetiaanse leeuwen zijn er (met de nodige moeite) 7 aan de buitenkant van het kasteel terug te vinden. Met enige moeite (en een verrekijker) zijn er in de haventoren enkele Venetiaanse wapenschilden te zien, evenals aan de andere kant.

Het kasteel wordt aan drie kanten omringd door de zee, terwijl de landzijde wordt beschermd door zware fortificaties, waaronder een diepe gracht, die oorspronkelijk via een houten ophaalbrug werd overbrugd. De huidige toegang loopt via een stenen brug met 14 bogen, aangelegd door de Franse generaal Maison, die in 1829 de laatste Turkse verdedigers verdreef. Erachter ligt een 18e eeuwse toegangspoort, met een tweetal Korinthische zuilen. Links en rechts van de ingang liggen twee grote bolwerken, het linker gebouwd door generaal Antonion Loredan in 1714, rechts een veel ouder bolwerk aangelegd door Giovanni Bembo in 1460.

Na de toegangspoort draaien we scherp naar links (waarmee we onze net door schilden beschermde rechterzijde bllotstellen aan projectielen van boven) en bereiken we via een tweede en een derde poort, waar de woonwijken van de stad middels een lage muur met 5 torens was gescheiden van de garnizoensburcht. Binnen liggen de resten van enkele luxueuze Venetiaanse woningen, een geplaveide straat die naar de schitterend gerestaureerde zeepoort leidt, de resten van een Turks badhuis, een Byzantijnse kerk en een granieten zuil uit 1493 met een Byzantijnse kapiteel, waarop ooit een bronzen Leeuw van Venetië heeft gestaan. Een merkwaardig piramide-achtig bouwsel diende waarschijnlijk als wapenopslag. Via een toegangspoort door de scheidsmuur bereiken we de garnizoensburcht, met een oude kazerne en listig aangelegde kanonplatforms om de noordkant te beschermen.

Via de imposante Porta di San Marco lopen we naar de Ottomaanse  Bourdzi. De enorme poort bestaat uit twee met elkaar verbonden rechthoekige torens, waarvan het onderste stuk volledig massief is. Op de eerste verdieping ligt een kleine kamer, ooit gebruikt door de wacht. Het dak bestaat uit een openlucht terras, te bereiken via een interne trap. Door de poort heen, lopen we via een stenen brug naar de Bourdzi (‘fort’, arabisch burc, Turks burdz), die als gevangenis heeft gediend, als vuurtoren en als wachttoren. De toren zelf had ooit meerdere etages (binnen zijn de gaten voor de vloerbalken te zien) en dateert uit 1500. Rond 1700 zijn de muren rondom de toren aangelegd, met ruimte voor kanonnen.

Aan de oostkant ligt een klein strand en het haventje, dat ooit van zo’n groot belang was. Een imposante toegangspoort liep vanuit het kasteel naar de haven, de z.g. Porta Stoppa, met een fraaie Venetiaanse Leeuw en een wapenschild uit 1498. Een deel van een oudere poort werd ontdekt toen een nieuwer deel instortte. Een golfbreker (met meerdere 18e eeuwse verroeste kanonnen erin) geeft een fraai uitzicht over de haven.

Linksonder: Methoni zoals getekend door de Franse soldaat Beauvau. Bron: www.hellenica.de

 

 

Pausanias over Methoni (4.35.8): In Mothone staat een tempel voor Athena Anemotis [Windgodin]. Men zegt dat Diomedes het beeld heeft gewijd en de godin haar naam heeft gegeven. Krachtige winden buiten het seizoen deden het land veel schade. Diomedes richtte zijn gebeden op Athena en vanaf dat moment hebben zij geen schade meer geleden van de winden. Ook staat er daar een heiligdom voor Artemis en daarin bevindt zich een reservoir gevuld met water vermengd met pek, iets wat qua uiterlijk nog het meest lijkt op myrrhe uit Kyzikos.

En over de Bourdzi (4.35.1) : Volgens mij heeft daarentegen de rots Mothon het dorp z’n naam gegeven. Die rots heeft hen ook hun haven gegeven doordat hij de toegang voor schepen nauwer maakt en zich onder de oppervlakte door uitstrekt en tegelijk vormt hij een belemmering voor de golven zodat die niet vanuit de diepte komen aanrollen.

copyright: Joachim Schäfer - Ökumenisches Heiligenlexikon.

De ‘Bembo-inscriptie’ rechts naast de ingang verklaart: PRETORE ITER(ATO) ONE(RE) • CLA[RISSIMO] • V[IRO] • D(OMI)N [O] IO(HANNE) • BEMBO • URBS • HOC • ASILLO • ORNATA E(ST) • AN(N)O • D(OMINI) • MCCCCLX • XX • OCT(UBRIS), Toen de illustere Heer Giovanni Bembo voor de tweede maal praetor was, heeft hij de stad met dit bolwerk opgetuigd, 20 oktober in het jaar des Heren 1460.

Centraal het schild van Bembo (blauw met een omgekeerde gouden V en drie gouden rozen), links en rechts die van zijn adviseurs Almoro Minio en Bartolomeo Erizzo.